Wat geloven wij?
Een korte samenvatting van onze overtuigingen.
God
We geloven in God, De Schepper van hemel en aarde¹, drie-enige God, Vader, Zoon en de Heilige Geest, die Zichzelf heeft geopenbaard aan Zijn schepping door middel van de schepping², door Zijn Woord³ (de Bijbel) en door Zijn Zoon⁴. Hij heeft alle dingen gemaakt voor Zijn Zoon en Zijn glorie. We leren Hem kennen door Zijn Woord, waar Hij Zichzelf openbaard als heilig, liefdevol, barmhartig en rechtvaardig. Hem kennen is het eeuwige leven⁵.
¹ Genesis 1:1; ² Romeinen 1:18-20; ³ 2 Timotheus 3:16; ⁴ Johannes 1:18; ⁵ Johannes 17:3
Jezus Christus
De Heere Jezus Christus is de Zoon van God⁶, Hij is God⁷ geopenbaard in het menselijk lichaam⁸. Hij vernederde Zich tot een plaats van een dienstknecht⁹ om voor de zonde van de wereld aan het kruis te sterven¹⁰. Hij is het Hoofd van de gemeente¹¹, en alle dingen zijn door Hem en voor Hem gemaakt¹².
⁶ 1 Johannes 4:15; ⁷ Johannes 1:1, Open.1:5, Hebreeën 1:8-9; ⁸ 1 Timotheus 3:16; ⁹ Filipenzen 2:6-8; ¹⁰ 1 Johannes 2:2, Johannes 3:16-18; ¹¹ Kolossenzen 1:18; ¹² Romeinen 11:36
De Bijbel
De Bijbel, 66 boeken van de Oude en Nieuwe Testament is Gods onfeilbare Woord¹³, geïnspireerd door de Heilige Geest, gegeven aan de mensheid om de verlossing die in Christus Jezus is te ontvangen¹⁴ door geloof, door de prediking van het woord, en horen van het evangelie¹⁵. Gods woord is gegeven zo dat een mens die God toebehoort toegerust kan worden om heilig voor God te leven. Alle traditie en menselijke overleveringen horen getoets te worden aan het woord van God en verworpen te worden indien ze tegenstrijdig zijn met de Heilige Schrift.
¹³ 2 Timotheus 3:16, Psalm 119:9, 2 Petrus 1:21; ¹⁴ 2 Timotheus 3:15; ¹⁵ Galaten 3:2
De mens
God schiep de mens naar Zijn evenbeeld, mannelijk en vrouwelijk¹⁶. Dat betekent dat er, ondanks opinies van mensen, geen andere geslachten bestaan. Huwelijk is door God ingesteld tussen een man en een vrouw. Mens was geschapen zonder zonde, maar is gevallen in zonde en hierdoor kwam de mensheid en de schepping onder de vloek van de zonde¹⁷. Dood kwam door een mens in de wereld door de zonde van een mens, eerste Adam. Door laatste Adam, de Heere Jezus, is de zonde weggenomen zo dat ieder die in Hem gelooft verzoening voor zijn zonde kan ontvangen en zo weer herschapen wordt naar het beeld van Gods Zoon¹⁸.
¹⁶ Genesis 1:26; ¹⁷ Genesis 3:6-7; ¹⁸ Romeinen 5:12-19
Zonde
Door de zonde van Adam, de eerste mens, is zonde de wereld in gekomen¹⁹. De gehele mensheid staat onder de invloed van zonde en is daardoor reeds veroordeeld²⁰. Zo is ieder mens schuldig tegenover God en is onder de toorn van God. Ieder mens heeft gezondigd en is een zondaar in de ogen van God²¹. Ieder mens zondigt doordat hij zijn eigen wil volgt en niet de wil van God. De mens kiest er willens en wetens voor om God niet te gehoorzamen, maar naar zijn eigen verlangens te luisteren. Daardoor verdient men Gods rechtvaardige oordeel in hel voor eeuwig.
¹⁹ Romeinen 5:12-19; ²⁰ Johannes 3:18; ²¹ Romeinen 3:23
Evangelie
Ondanks de rebellie van de mens heeft God in Zijn genade verzorgd dat de wereld behouden zou kunnen worden. De Heere Jezus is mens geworden om aan mens gelijk te zijn en de straf die wij verdienen op Zich te nemen door de dood aan het kruis²². Rechtvaardige toorn van God die wij als zondaars verdienen kwam over Hem toen Hij stierf in onze plaats aan het kruis²³.
Ieder die in Hem gelooft, zijn vertrouwen voor behoudenis en vergeving op Christus stelt, ontvangt vergeving van zonde, eeuwige leven en is aangenomen door God als Zijn kind²⁴. Iedereen die vergeving ontvangt, is wederom geboren²⁴. Een mens die eerst dood was door hun zonde is nu levend door Christus Jezus²⁵. Een nieuwe schepping in Christus verlangt naar leven in ware heiligheid. Dit alles door Gods genade alleen²⁶. Het evangelie is volledig omschreven in eenvoudigheid van: Christus Jezus, de Zoon van God is gestorven voor onze zonden, is begraven en is opgestaan voor onze rechtvaardigmaking. ²⁷
²² Hebreeën 2:9-10; ²³ Romeinen 3:25; ²⁴ Johannes 3:16; ²⁴ Johannes 3:3; ²⁵ Efeze 2:5; ²⁶ Efeze 2:1-10; ²⁷ 1 Korinthe 15:1-4